Sinds het zeekanoën vanuit Engeland naar Nederland is overgewaaid wordt er geschreven over het varen in groepen met zeekajaks.

In de eerste jaren ging dat erop zee heel streng en toe: Een groep zeekajakkers voer in formatie en bevatte een voor- en achtervaarder. Tevens voeren er links en rechts ook begeleiders. De rest van de groep werd geacht binnen deze vier begeleiders te blijven varen.

Voor deze aanpak zal wel reden zijn geweest. In een groep mensen zitten er altijd wel een paar individualisten die vooruit gaan of zijwaarts afwijken. Mogelijk bleven er ook mensen achter die niet konden meekomen. Een groep op zee kan op die manier zodanig uit elkaar vallen dat de tochtleiding geen overzicht meer heeft. Destijds was die strenge aanpak, zoals hier beschreven, blijkbaar de manier om verbetering te bereiken.

Uit eigen ervaring weet ik dat deze manier tamelijk effectief was. Nadeel was dat het niet als leuk werd ervaren om telkens tot de orde te worden geroepen. Het hangt natuurlijk een beetje af van de communicatieve vaardigheid van de tochtleiding hoe je dat commentaar gepresenteerd kreeg. Maar ja, kanovaarders zijn niet allemaal leraar en hebben niet allemaal educatieve eigenschappen.

Tegenwoordig wordt het groepsgedrag niet meer zo streng georganiseerd en vertrouwt men op het gezonde verstand van de deelnemers. Wel komt het voor dat notoire zondaars bij de de-briefing van een tocht streng worden toegesproken door de tochtleiding.

Toch geeft groepsgedrag nog steeds zorgen voor organisaties die kanotochten op zee organiseren!

Het bewijs daarvan zijn documenten zoals vastgelegd door:

In alle documenten en teksten die je vindt is de rode draad dat alle groepsleden op communicatieafstand van de groep blijven.

Het nut van groepsgedrag:

  1. Het is gezelliger
  2. Als er iemand omslaat is er direct iemand bij de hand om die persoon te helpen.
  3. Ook is het omgekeerd zo dat groepsleden direct beschikbaar zijn om iemand te helpen. Iemand die 500meter voor de groep uitvaart kan jammer genoeg dus niet helpen als dat nodig zou zijn.
  4. Vervelender is het als je zelf van de groep afdwaalt. Als je dan in problemen komt is het maar de vraag of je snel geholpen kunt worden. Als je tenminste gevonden kunt worden. En stel dat er wel helpers op je afkomen dan is daardoor de groep ook weer gesplitst.
  5. Stel dat er iemand in de boot geholpen wordt dat kan een derde persoon met een sleeplijn ervoor zorgen dat redder en drenkeling niet op de rotsen spoelen of in branding terecht komen; om maar eens wat te noemen.
  6. Als er iemand onwel wordt zijn er in een groep vele handen beschikbaar om te helpen.
  7. Als er iemand gesleept moet worden zijn er in een groep meerdere slepers die elkaar kunnen aflossen of desgewenst tegelijk kunnen slepen in een span.
  8. Als de tochtleiding de koers wil bijstellen is het heel praktisch als iedereen dat kan horen. Een kajakker die zich te ver van de groep heeft verwijderd zal dat bericht missen en niet snappen waarom ze van koers veranderen. Als hij het al merkt. En in het ongunstigste geval gaat hij verder op de laatste koers waardoor er nog meer verwijdering optreedt.
  9. Als er iemand moe is en er een drijfpauze nodig is, dan is het handig als iedereen dat hoort. Als een paar groepsleden doorvaren dan valt de groep uit elkaar.
  10. Als groep ben je voor scheepvaartverkeer zichtbaarder dan een veld met verspreid varende zeekajaks.

Een tochtleider zal bij de briefing aan het begin van de tocht, als het goed is, altijd van deelnemers verlangen dat ze goed groepsgedrag vertonen.

Toch gaat dat wel eens fout en valt de groep uit elkaar:

  1. Er zijn altijd wel individualistisch ingestelde kajakkers die zich er niet aan houden.
    Een voorkomende variant daarop is dat iemand zo onwennig in zijn kajak zit dat hij alleen op hogere snelheid stabieler vaart. Een langzamer varende groep ziet zo iemand aan de horizon verdwijnen. Eigenlijk had die persoon dus niet met deze tocht mogen meevaren wegens onvoldoende ervaring.
  2. Er zijn ook technische redenen waardoor het fout kan gaan:
    • Het kompas van iemand kan fout aanwijzen. Als de tochtleider een koers afgeeft aan de deelnemers dat zal degene met dat defecte kompas een verkeerde koers varen.
      Dan kunnen er 2 dingen gebeuren:
      • Of hij gaat terug naar de groep en vraagt wat er aan de hand is. Waarschijnlijk wordt dan duidelijk dat het kompas de schuldige is.
      • Of hij denkt dat de andere kajakkers het niet goed doen of niet op hun kompas letten en dat hijzelf het goed doet. Daardoor verwijdert hij zich van de groep. Dit gebeurt vaker dan je denkt.
    • Een ander oorzaak kan ontstaan als de tochtleiding een zichtbaar doel als bestemming aanwijst: denk aan een kerktoren of een bergtop.
      Het klinkt raar maar als er in de groep 2 soorten kajakkers zijn (namelijk met één met een linker- en één met een rechter dominant oog) dan zal je zien dat de vaarders van die twee groepjes duidelijk een andere koers gaat varen. In tijd van minuten varen beide groepen zeker 20 meter van elkaar. Uiteindelijk komen beide groepjes wel weer bij elkaar als ze dichtbij de bestemming zijn. Maar bij een veraf gelegen bestemming kunnen beide groepjes best 100 meter uit elkaar komen te varen.
      Ook hier geldt dat mensen vaak geneigd zijn aan te nemen dat zij de goede koers volgen en dat de anderen fout zijn.
    • Nog een oorzaak kan zijn dat verschillende kajaks meer of minder drift hebben door wind en/of stroom. Uit eigen ervaring weet ik dat een kajak zonder variabele scheg telkens moet opkanten om de goede koers te blijven volgen. Daarmee ontstaat een andere koers dan de kajaks met een variabele scheg. Maar ook verschillen in de rompvorm en het kajak-ontwerp kunnen leiden tot meer of minder drift. Misschien dat zelfs het gewicht van de peddelaar meespeelt.
      Het verhaal is dus weer dat als iedereen denkt dat hij het goed doet de groep uit elkaar valt. En dat terwijl bij iedereen de goede koers op het kompas wordt aangewezen!!!

Bij deze drie voorbeelden is het dus altijd belangrijk dat ieder lid van de groep bij verschillen communiceert om goed groepsgedrag te realiseren.

  1. Als er niet wordt omgekeken en er peddelaars zijn die niet kunnen meekomen en daardoor te ver achter raken. Als de vaarleider achterin de groep vaart kan deze ook niet de snellere vaarders tot de orde roepen.
  2. De groep komt in problemen waardoor mogelijk niet elk lid meer in de gaten wordt gehouden.

Als je dit alles in aanmerking neemt is het best een uitdaging voor een tochtleider om een groep bij elkaar te houden. Want eigenlijk is daar geen "waterdichte" oplossing voor: In het uiterste geval kan de tochtleider alleen nog vertrouwen op de medewerking van de groepsleden!

Ik kan een paar manieren van aanpak voor een groepsleider bedenken, die echter zoals boven beschreven, allemaal een nadeel hebben:

  • Per traject een koers aan de groepsleden communiceren.
  • Per traject een zichtbaar doel aanwijzen.
  • Geen instructies over de koers geven en de groep achter de tochtleider of een voorvaarder laten aanvaren. Dit voelt wel betuttelend naar de groepsleden toe.
  • Een voorvaarder instellen en als tochtleider "de verloren schapen weer naar de kudde jagen". Hierdoor is de tochtleider wel telkens van de groep weg en weet niet wat daar gebeurt. Een variant kan zijn om iemand anders met de functie van schaapshond te belasten. Deze methode is wel effectief maar ook niet aangenaam.
  • In een groepje vrienden, dat normaal gewoon gezamenlijk vaart, toch ook een tochtleider afspreken die voor het welzijn van de groep zorgt.

Voorbeelden als deelnemer van een groep waar het groepsgedrag fout ging:

  1. Ik voer mee met Peddelpraat in mijn AnasCuta; een tamelijk trage kajak als er geen flinke golven staan. Aangezien mijn kajak niet met variabele scheg was uitgerust moest ik tijdens die tocht door de zee&wind-conditie hard werken om op koers te blijven. Daardoor raakte ik ver achter bij de snelle kajakkers die met variabele scheg voeren. De groep voer ver vooruit en telkens, na op mij gewacht te hebben, voeren ze gelijk weer door als ik er was. Klassiek voorbeeld van hoe iemand tamelijk uitgeput kan raken en de hele tocht eigenlijk in zijn eentje vaart.
  2. Ik voer een tocht mee met het toenmalige NKB voor een rondje om Ameland. In het Borndiep voeren we al in een enorme hoge zeedeining. Bij de Noordzee aangekomen probeerde de tochtleiding de branding, die op het Bornrif stond, te ontwijken door om de brandingzone heen te varen. Aangezien dat een hele grote omweg zou zijn werd er al vrij vroeg besloten het Bornrif te gaan oversteken op een plek waar het er redelijk uitzag. Op een bepaald moment verschenen echter, bovenop de deining met een hoogte van 2 meter, omkrullende golftoppen. Deze werden steeds groter en op een bepaald moment, toen de tochtleiding besloot dat we op de punt van Ameland zouden gaan landen, sloegen de meeste deelnemers om. Ik hielp ze telkens weer zonder leeghozen in de kajak want om me heen zag ik overal paren van 2 kajaks, die een X-redding probeerden, samen in brekers omslaan met de nodige schade en kwetsuren als gevolg. Ik heb gewacht tot iedereen door de branding heen was en weer op het strand stond. Achteraf gezien was dat erg dom van mij want ik moest toen nog door een heel venijnige, steile branding landen. Op het strand stonden de andere deelnemers vol adrenaline hun ervaringen te delen. Niemand hield mij in de gaten: een Gevaarlijk moment aangezien ik bij omslaan makkelijk door de stroom langs de punt van het eiland buiten het bereik van het strand zou kunnen worden gevoerd. Het is goed afgelopen maar daarvoor moest ik me wel als een acrobaat gedragen terwijl de branding me telkens een pirouette lieten maken op de golfrug tijdens het landen.
  3. Ik voer met een groep mee voor een rondje Noorderhaaks. Op de terugweg, bij het oversteken van het Marsdiep, voer ik bij een beginnende kajakker die de koers van de groep niet kon volgen qua golfrichting. Ik bleef bij de kajakker die achterbleef en noodgedwongen een andere koers volgde. De groep had niet gewacht op de beginner en voer zo ver voor ons dat ik niet kon communiceren over dit probleem. Ze keken wel een keer om en zagen ons gaan, maar bleven zelf doorgaan. Steeds verder weg. Ik zat toen met het probleem dat we met z'n tweeën het Marsdiep met een vervelende golfslag moesten oversteken. Het was een eenzaam gevoel met in gedachten dat ik bij een eventueel probleem met omslaan dit alleen moest oplossen. Geen leuk vooruitzicht door de kans op grote schepen in de vaargeul.
  4. Tijdens een kanotocht ging een deel van de groep al varend vissen. Toen er wat gevangen werd bleven die groepsleden stilliggen in een gebied naast een lange rotswand met flinke clapotis-golven. Tegen een beginner, die in die golven niet erg zeker in de kajak zat, zei ik dat hij maar moest doorvaren omdat de stabiliteit al varend makkelijker is dan bij stilliggen. Ik bleef erbij. Ook daarbij was er een potentieel probleem waarbij ik in geval van omslaan de redding alleen moest doen zonder een helper die me met een sleeplijn bij de rotsen kon weghouden. Ook hier voel je jezelf dan eenzaam.

Zo zijn er meer voorbeelden te beschrijven van werkelijk gebeurde situaties. Deze zullen allemaal iets bevatten van de hier beschreven voorvallen.

Ze zullen echter allemaal het kernwoord EENZAAMHEID bevatten.

Zelf heb ik besloten dat als ik ooit weer eens, door falend groepsgedrag, in zo'n soort situatie mocht komen, ik een uitweg zou zoeken en wachten tot de groep weer terug kwam. Of anders bijvoorbeeld: niet het Marsdiep met z'n tweeën oversteken maar naar de veerboot varen en daarmee aan boord gaan om naar het vaste land over te steken.

Voorbeelden als tochtleider van een groep waar het groepsgedrag fout ging:

  1. Bij een tocht op het IJsselmeer was het zo geregeld dat er een voorvaarder was die de koers aangaf. Bij de terugtocht was de eerste globale bestemming een zichtbare schoorsteen op grote afstand. Waarschijnlijk was hier het verschil qua dominante ogen van toepassing. Een deel van de groep voer na een tijdje op te grote afstand naast de groep. Toen we dichterbij de bestemming kwamen gaf ik de vaarleider een nieuwe, nauwkeuriger koers op omdat die toen ook zichtbaar werd. De peddelaars die zich van de groep hadden afgescheiden konden dat natuurlijk niet meer horen en vervolgenden hun koers naar een foute bestemming. Het gekste was dat de voorvaarder ondanks mijn instructie in de war raakte van die twee groepen en ineens de kortste weg naar de andere pedddelaars nam. Ik was dus mijn voorvaarder kwijt. Aangezien de omstandigheden niet moeilijk of gevaarlijk waren heb ik geen actie ondernomen en ben met de resterende peddelaars naar de bestemming gevaren. De verloren schapen kwamen er natuurlijk vanzelf achter dat ze fout voeren en hadden dus een ommetje gemaakt.
    Maar deze situatie kan onder andere omstandigehden natuurlijk heel anders aflopen. Bijvoorbeeld als de zondaars, als gevolg van een getij-stroming, niet meer bij de groep kunnen komen.
  2. In algemene zin voel je je als tochtleider heel erg ongemakelijk als er een kajakker zich ver van de groep verwijderd; ook al is er geen gevaar. Want je hebt WEL de verantwoordelijkheid voor het goede verloop van de groep; ondanks dat iedereen op eigen risico vaart.